Bio-Oefentoetsen
4V T2 '02

Home

4V T4 '03
4V T4 Antw.
4V T3 '03
4V T3 Antw.
4V T2 '02
4V T2 Antw.

4-VWO trap 2 '02

Bacterieel DNA

 

Bacteriën hebben wel DNA, maar dit ligt niet op chromosomen zoals bij de mens, maar het ligt op een ringvormig chromosoom dat in hun cytoplasma drijft. Over dit feit worden twee beweringen gedaan:

I.                    Uit dit feit valt op te maken dat bacteriën geen celkern bezitten

II.                 Uit dit feit valt op te maken dat bacteriën geen histonen bezitten

 

1       Wat is waar over de juistheid van deze beweringen?

A.    Beide beweringen zijn juist

B.     Alleen bewering I is juist

C.     Alleen bewering II is juist

D.    Beide beweringen zijn onjuist

 

Het DNA van een bepaalde bacteriesoort bestaat uit een dubbele helix. Uit onderzoek naar de samenstelling blijkt dat 40% van het DNA uit cytosine-basen bestaat.

 

2       Wat is bij deze bacteriesoort de verhouding tussen adenine en guanine? Verklaar je antwoord.

 

Organel-DNA

 

In bepaalde organellen, zoals in mitochondriën en chloroplasten, bevindt zich ook DNA. Dit DNA codeert voor bepaalde structuren binnen het organel.

 

3            Verklaar hoe het mogelijk is dat zich juist in deze organellen DNA

                 bevindt.

 

Een genetische code

 

Gegeven is het volgende stukje DNA:

TACCGGAGAATCTACATTTACGTTCGCATC

 

4       Uit hoeveel genen bestaat dit stukje DNA?

5       Voor hoeveel aminozuren codeert dit stukje DNA?

 

Tripletten

 

Binnen tripletten kunnen mutaties optreden. Gegeven is het volgende stukje DNA:

CAGTATTCAATG

 

6       Welke base in dit stukje moet in welke andere base muteren om de aminozuurketen korter te maken? Leg je antwoord uit.

 

Celdelingen

 

Levercellen worden eens tussen de 10 en 20 dagen vernieuwd. Rode bloedcellen eens in de 120 dagen. Bij rode bloedcellen staat het aantal dagen waarna de cel vernieuwd wordt dus vast en bij levercellen niet.

 

7       Leg uit waarom het aantal dagen waarna een levercel vernieuwd wordt

            niet vaststaat.

 

Wanneer binnen cellen gevaarlijke mutaties optreden, zet de cel een proces genaamd celdood in werking.

 

8       In cellen van welke van de volgende organen zal het vaakst celdood  

            optreden.

A.     In cellen van de huid

B.     In cellen van de dunne darm

C.     In cellen van de longen

D.     In cellen van de nieren

 

Marmotten

 

Van een bepaalde marmottensoort komen vertegenwoordigers voor in drie delen van de wereld: in Tibet, in Italië en in Kenya.

In gebied A zijn de marmotten 5 cm lang, in gebied B 10 cm en in gebied C 15 cm.

 

9       Welk van de genoemde gebieden is gebied A? En welk gebied B? En welk gebied C? Leg uit.

 

De mitose

 

Hier staan een aantal gebeurtenissen uit de menselijke mitose in een willekeurige volgorde onder elkaar:

 

  1. Spoelfiguur verdwijnt
  2. Centromeren delen
  3. Centriolen gaan uiteen
  4. Chromosomen in equatorvlak
  5. Chromosomen worden naar tegenoverliggende polen getrokken
  6. Aan het centromeer ontstaan twee trekdraden

10     Tijdens welke fase van de mitose vindt gebeurtenis 2 plaats?

    1. Tijdens de profase
    2. Tijdens de metafase
    3. Tijdens de anafase
    4. Tijdens de telofase

11     Zet de gebeurtenissen 1 t/m 6 in de juiste volgorde.

12     Wat is tijdens een mitose de functie van de volgende celorganellen?

a.       Mitochondrium

b.       Golgi-Apparaat

c.       Endoplasmatisch Reticulum

 

Embryonale ontwikkeling

 

Een zygote die in een foetus verandert, ondergaat een aantal delingen. Tussen een zygote en een foetus zitten dus nog meer stadia, te weten: morula, blastula, gastrula, neurula en embryo. Soms muteert in één van deze stadia een mastergen.

 

13     Bij welke van de genoemde embryonale stadia zal dat het meest noodlottig zijn?

A.     Bij een mutatie in een mastergen van een morula

B.     Bij een mutatie in een mastergen van een blastula

C.     Bij een mutatie in een mastergen van een neurula

D.     Bij een mutatie in een mastergen van een embryo

 

Wanneer de baby eenmaal geboren is, heeft hij onder andere een tong die bestaat uit cellen die het mogelijk maken te proeven.

 

14     Beschrijf hoe zon tongcel uit een zygote ontstaan is. Gebruik in je antwoord de termen mastergen, celdifferentiatie, celdeterminatie en inductie.

 

Kanker

 

Een bepaalde persoon lijdt aan kanker. Er bevinden zich tumoren in de lever, de

dikke darm en de longen van deze persoon.

 

15     Welke van de genoemde tumoren is waarschijnlijk geen metastase?

A.     De tumor in de lever

B.     De tumor in de dikke darm

C.     De tumor in de longen

D.     Alle genoemde tumoren zijn waarschijnlijk metastasen

 

Dubbelstrengs DNA

 

Een onderzoeker doet onderzoek naar de basensamenstelling van een bepaald stuk dubbelstrengs DNA. Hij gebruikt daarvoor het mRNA dat gevormd is door transcriptie van dat DNA, dus mRNA dat gelijk is aan één van beide DNA-strengen in de dubbele helix. De basensamenstelling van dit mRNA blijkt als volgt:

-          45% adenine

-          15% cytosine

-          25% guanine

-          15% uracil

Op basis hiervan is het mogelijk uit te rekenen hoe de basensamenstelling van het gebruikte DNA is.

 

16     Hoe is deze samenstelling?

 

A

20%

30%

30%

20%

B

25%

45%

15%

15%

C

30%

20%

20%

30%

D

45%

15%

25%

15%

 

Adenine

Cytosine

Guanine

Thymine

 

 P53

 

Over een puntmutatie in een p53 gen worden drie beweringen gedaan:

1.       Als gevolg van de puntmutatie wordt een ander aminozuur gevormd

2.       Als gevolg van de puntmutatie verandert is in een codon een ander nucleotide aanwezig

3.       Als gevolg van de puntmutatie verandert het p53 gen in een oncogen

 

17     Welke van deze beweringen zijn zeker juist?

 

A.    Alleen bewering 1

B.     Alleen bewering 2

C.     Alleen bewering 3

D.    De beweringen 1 en 2

E.     De beweringen 1 en 3

F.      De beweringen 2 en 3

Stof: Nectar par 2.5/H3/H4